abstract
ik wil schrijven als een schilder
lagen leggen in een landschap
het paletmes proper maken
als de woorden zijn vertolkt
ik wil in bedekte termen
grijs en zwart in paden tonen
tussen complementaire kleuren
toch het leven nuanceren
ik wil met geschrapte zinnen
mijn oude dorp daar in de verte
penselen met doorleefde verve
de verve van een dichter
Gekanteld Licht (voorjaar 2019) |
over onszelf |
binnen de muren van een sobere kamer |
willen we verdwalen zinnen bundelen |
verpozen in het wit tussen de regels |
komma's aan de wand slaan tekens |
we torsen onze hamer niet voor niets |
ik volg een kind dat op het jaagpad fietst |
ze weet nog niet dat ik het ben |
toch heb ik haar al vaak beschreven |
binnen de muren van een sobere kamer |
is het geoorloofd te verdwalen |
in zaterdaguren schaars bedeeld |
interpretatie |
het spreekt hen aan |
kom dichter zegt het |
en geeft zich bloot |
beiden aanschouwen ze hetzelfde |
het wordt van twee zijden belicht |
twee poëten bij een beeld |
de één ziet jeugdherinneringen |
de ander trouw en waakzaamheid |
beiden zoeken ze naar zinnen |
naar het ontvankelijke in woorden |
tussen de regels in het wit |
groeit ongrijpbaar hun gedicht |
zonder titel (1) |
je bent als ik de tijd heeft ons verzusterd |
we lachen samen al zo lang de tranen die ons binden |
niets maakte trotser dan de kinderen |
niets schrijnde meer dan hun verloren dromen |
we gaven weg wat we onszelf niet gunden |
een moeder schenkt altijd het onverdunde |
verzusterd zijn we zussen jij en ik |
In gedachten |
Je bent weer hier geweest, je keek |
naar mij in de beslagen spiegel |
totdat de damp verdween. |
Zo kom je vaak voorbij. |
Heel even klaren we weer alles samen, |
plooien verlof op in een doos, voor later. |
Jouw silhouet tekent zich af |
tegen het felle avondrood, |
je roept de kinderen binnen |
voordat je teruggaat over het veld. |
Je bent weer hier geweest, je keek |
naar mij in de beslagen spiegel. |
De geur van scheerzeep bleef. |
zonder titel (2) |
Alles op zijn vertrouwde plaats |
een schemerlamp een lege vaas |
doodgewone dingen |
krijgen plots een andere waarde |
een half glas water voor de pillen |
staat nog op het aanrecht bij de vaat |
alles draagt herinneringen |
alles is om bij stil te staan |
doodgewone dingen |
krijgen plots een andere waarde |
met het laatste afwaswater |
spoel ik de sporen van haar handen |
terug in de schoot van moeder aarde. |
Onderweg |
De dag onthaast, de ring |
ligt aan je voeten. |
Je ontwijkt je oude route, |
de radio streelt jouw rug. |
Tussen Alsemberg en Brussel |
ligt geen onbetreden zandpad. |
De weg verhardt, zoals de vrouwen |
die je kuste en inruilde voor vrienden. |
Jij kiest de weg van nooit meer terug, |
zoekt naar het viaduct, de brug. |
De dag onthaast, de ring |
ligt aan je voeten. |
Kleindochter |
Ze spreekt dezelfde taal als jij |
in voorvaderse klanken, |
het traant je. |
Het traant je |
nu je verloren woorden vindt |
uit een verwegkabouterlied. |
Je schrijft ze zingend op haar lijf. |
Met fris gewassen dunne haartjes |
laat zij zich starend wiegen. |
Ze geurt naar zeep en snel voorbij |
maar dat weet enkel jij. |
Gelukkig zij nog niet. |
geklasseerd |
je geeft je ziel bloot aan de straat |
gebaart met jouw verstokte gevels |
je trap stopt in de blote hemel |
wind speelt met lagen oud behang |
van verdwenen kinderkamers |
hun uitgeholde ogen wenen |
ontmanteld sta je in de kou |
toont ons je bakstenen verdriet |
wankelend op je laatste benen |
soms krijgen oude muren gratie |
omwille van hun mooi karakter |
te sterk om uit de tijd te vegen |
hou nog wat vol in storm en regen |
het nieuwe dak droogt straks de tranen |
die je vergoot om oude waarden |
ontpolderd |
één keer nog zal worden geoogst |
dan breken we de huizen |
steen na steen weer af |
onteigenen vogels van hun bomen |
scheppen vissen uit de vijver zodat |
ze niet verdwalen tussen brakke platen |
het water sijpelt door de dijken |
het zoekt zijn oude grenzen |
ergens tussen zoet en zout |
voor het de kelders zal bereiken |
rest ons niets dan weg te ebben |
naar het hierachter liggende land |
winterdochter |
hij kijkt mee over haar schouder |
naar het gekanteld licht |
wetend dat zij zich nu zal |
zetelen in zijn te trage tuinen |
wijst hij haar streng terecht |
wacht toch tot heiligen van ijs |
vertrekken van de harde grond |
ze luistert niet ze luistert niet |
voor haar telt enkel zon |
haiku 2 |
kale notenboom |
merels pikken in jouw bast |
jij knopt mijn schaduw |
vragen |
ik weet niet hoe ik zou zijn als ik het wist |
zou ik opstandig zijn berusten of juist vechten |
of iedereen ontwijken die me dierbaar is |
wie zou me schrijven me bezoeken |
me in de ogen kijken met het besef |
dat ik misschien mijn strijd verlies |
zou ik hen troosten voor ik ze achterliet |
zou iets het dragelijker kunnen maken |
ik weet niet hoe ik zou zijn als ik het wist |
transitie |
hij creëert een personage |
bijna aandoenlijk precieus |
hij test haar in zijn spiegelbeeld |
met een gebaar dat eigen lijkt |
werkt hij zijn rode lippen bij |
wringt zich in te kleine schoenen |
hij weet al hoe hij zich zal noemen |
de naam past beter bij de vormen |
die hij zich aan liet meten |
zo groeit hij dichter naar haar toe |
hopend dat hij zichzelf zal vinden |
in wat hij altijd is geweest |
haiku 1 |
in zilt getijde |
verliest het zand jouw sporen |
mijn tranen blijven |
zonder titel (3) |
het is een lange lichte gang |
ze kan naar rechts ze kan naar links |
ze kan een blokje rond |
een rode roos geknipt uit vilt |
hangt naast het nummer van haar kamer |
ze kan naar binnen ze kan naar buiten |
naar buiten naar de lichte gang |
ze ziet een deur een lift een trap |
zoekt de verboden weg naar huis |
de geur van soep leidt af |
ze heeft een vaste plaats aan tafel |
op haar verbogen telraam |
schuift ze de trage uren |
uit haar dagen weg |
Een mus op het jaagpad |
Tekst gedeeltelijk overgenomen van erfgoedcel K.ERF |
Ik heb, ik weet niet hoe lang, op een bankje gezeten |
turend naar het rimpelend dak van de vaart. |
Achter mijn rug zelfs geen fietser geweten |
die snelheid betrachtte om kiezels te mijden. |
Wel hoorde ik hoeven die ketsten op keien, |
het zuchten van zwetende mensen |
die in schamel schoeisel, getuigd, een log vaartuig |
naar de volgende schutsluis versleepten. |
Ik hoorde de koekoek de kraai en de kievit, |
ze zongen een lied uit 't verleden. |
Ik heb - ik weet niet hoe lang - op een bankje gezeten. |
Ach ja, ik was de mus nog vergeten. |
Het Kempense Merenlandschap is een lappendeken van uitgestrekte |
meren omzoomd met kanalen. De meren zijn een gevolg van de turf, |
spriet en zandwinning. De kanalen kwamen er in het midden van |
de 19de eeuw. Ze moesten water naar de dorre Kempen voeren en |
goederentransport mogelijk maken. Vroeger werden de |
binnenschepen getrokken door mensen en |
paarden. Het geluid van de hoeven op de |
oeverkeien heette 'ketsen'. |
Menselijke scheepstrekkers noemde men 'vaartketsers' , |
en ze hadden allemaal een roepnaam |
van een vogel. Zo 'ketsten' in Dessel een |
koekoek een kievit een kraai en een mus. |
deze stilte |
kan slechts huiverend doorbroken worden |
een muur die naar de hemel reikt |
toont gekerfde namen |
we bedenken een gezicht erbij |
heel even komen zij |
uit de schaduw van het marmer |
de rij naar rij geplaatste stenen |
symmetrisch als een dominospel |
zo zijn ze gevallen |
de mannen die hier zij aan zij |
achtergebleven zijn |
wij |
alles is een momentopname |
deze avond deze tuin |
de wijn in rankgevoete glazen |
met een tedere toets van zomer |
laten we nog een fles ontkurken |
voor hij verstoft in steelse tijd |
niets is wat het lijkt niets blijft |
alles is een momentopname |
met een tedere toets van wij |
zonder titel (4) |
we doolden eeuwen door de beemden |
deelden onze landschapsliefde |
de in mist gerijpte uren |
hij was zwerver ik was dichter |
ik plakte schapen aan de hemel |
hij plukte wolken uit het gras |
hij bleek een muze toen hij sprak |
je kunt de hellingsgraad bepalen |
aan het belang om terug te keren |
van boven op de hoge berg |
zie je ook de verre einder |
die een hemelsbrede rug maakt |
hij liet me achter halverwege |
in het getemperd avondlicht |
schrijf ik een allerlaatste strofe |
ik volg het nieuwe pad naar boven |
zonder titel (5) |
meer dan manshoog stond de |
maïs tussen mij en verten |
onverzettelijk als een muur. |
goudgeel ging het ten onder |
nu resten nog de stoppelvelden |
dit is het land dat hij bezong |
zijn vlakke land het mijne |
met binnen hier en einder |
de standgehouden bomen |
wolken dwepen met de wind |
boven vertraagde akkers |
dit is het land waar ik van hou |
het land dat Brel met kleur bezong |
zijn vlakke land het mijne |
vandaag |
op dagen zoals deze |
is de hemel donker |
tekenen we zelf een zon |
eentje die altijd lacht |
een zon voor aan |
de koelkastdeur |
we slijpen alle kleurpotloden |
houden de krullen bij |
verdriet mag tastbaar zijn |
op dagen zoals deze |
kaatst de naam die we je gaven |
tegen alle blinde muren |
van ons nog amper rechtstaand huis |
passiva |
je ziet jezelf achter een venster |
er staat een nummer zonder naam |
je initialen zijn verdwenen |
waarom zou jij je brieven lezen |
de zinnen ken je al vanbuiten |
ze werden maandelijks herhaald |
beraamd in hun gebleekt papier |
leg je ze op de grote stapel |
tussen de kruimels op je tafel |
je plooit je dunne dekens dubbel |
droomt jezelf geen voordeur meer |
het is je laatste zwak verweer |
zonder titel (6) |
er kroop een ander in je vel |
de zware strenge man |
die je nooit wilde worden |
je torst hem mee en elke morgen |
scheer je zijn ruwe kin zijn kaken |
hij draagt de ogen van een vader |
je kunt niet meer van huis weglopen |
vluchten naar de verborgen hut waar |
eeuwige vriendschap werd gezworen |
jij bent het huis jij bent de gevel |
jij torst de dichtgeslagen deuren |
wist sporen van je jongensdromen |
er kroop een ander in je vel |
je werd de zware strenge man |
die je niet wilde zijn |
eindejaarsrondeel |
laat ons door kinderogen kijken |
nu weer een jaar ten einde loopt |
niets zal nog hetzelfde lijken |
laat ons door kinderogen kijken |
openheid zal ons verrijken |
een dag wordt mooier als je hoopt |
laat ons door kinderogen kijken |
nu weer een jaar ten einde loopt |
Alle teksten © 1999-2024 Jacqueline Booij Alle rechten voorbehouden, niets van deze website mag overgenomen worden zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Jacqueline Booij. |
Website © 2019-2024 S. Girard |
Bundels niet te koop. Voor eigen gebruik gemaakt, zonder winstoogmerk! |